Relatieve zichtbaarheid
We naderen de laatste pagina's, maar op dit punt slaan we toch nog even een zijweggetje in. In de komende drie alinea's beschrijf ik een persoonlijke ervaring met een grote invloed op mijn leven, om voor de hand liggende redenen. Ondanks het feit dat deze anekdote zich goed leent voor een diepere analyse, zal ik niet ingaan op hoe dit verhaal zich verhoudt tot mijn huidige transitieleiderschap. Als lezer zul je sommige verbanden vast opmerken. Zo niet, dan geeft het ook niet. Vanwege de hoogstpersoonlijke aard van de anekdote, laat ik de magie van het moment intact, wat in een analyse eenvoudig verloren zou kunnen gaan. Het verhaal staat dus op zichzelf, op een klein bruggetje na.
Voor de geboorte van onze tweede dochter volgden mijn vrouw en ik een cursus hypnobirthing. De methode die Marie Mongan (2016) heeft ontwikkeld sloot toentertijd perfect aan bij wat mijn vrouw nodig had en ik kon er prima in meegaan, omdat ik zag hoeveel profijt zij ervan had. Op de dag van de bevalling waren we goed voorbereid. Mijn vrouw door allerlei visualisaties, affirmaties en ademhalingstechnieken om het vertrouwen in haar eigen lichaam te bevorderen en ik creëerde de voorwaarden om dit mogelijk te maken. Daar hoorde onder andere bij dat wat mijn vrouw voelde dat het juiste was, grotendeels leidend is geweest tijdens de bevalling. Als het ziekenhuispersoneel hier naar mijn mening (omdat ik op dat moment de situatie beter zou kunnen inschatten dan mijn vrouw) onvoldoende in mee zou gaan, zou ik er zorg voor dragen dat zij de tijd zou krijgen om haar gevoel te volgen, behalve als er echt een medische ingreep nodig was.
Dit heb ik gedaan, vooral door proactief te zijn aan het begin van het proces en de verloskundigen mee te nemen in de gedachtegang. Zij hadden slechts vaag van hypnobirthing gehoord, maar wilden er wel in meegaan. Mijn begeleiding en het vertrouwen van de verloskundigen zorgden ervoor dat ik voornamelijk de rol van 'geruststellende aanwezige' kon aannemen en regelmatig natte washandjes ververste, want er was geen overtuigende retoriek nodig. De verloskundige die erbij was toen de persweeën begonnen, geloofde haast niet wat ze zag. Ze bleef weliswaar rustig, maar ik merkte dat ze zeer verbaasd was. Later vertelde ze dat ze dit nog niet had meegemaakt: een pijnloze bevalling.
Er is één ding dat vrijwel zeker is: bevallingen zijn niet pijnloos. Ze kunnen makkelijk gaan en snel voorbij zijn, maar dat was niet per se wat er gebeurde op die dag. Het duurde allemaal best lang en aan de ademhaling en gezichtsuitdrukking van mijn vrouw kon ik horen dat het niet zozeer een pijnloze bevalling was geweest. Maar waar ze bij de geboorte van onze eerste dochter alleen kon terugdenken aan de ondraaglijkheid van de pijn die ze moest verduren, sprak zij nu in termen van meebewegen op de golf (weëen) en de kracht gebruiken (persen) die al aanwezig is in haar. Zij ontkende de fysieke pijn niet, maar dat was simpelweg niet waar zij op dat moment mee bezig was.
Mongan, M. F. (2016). Hypnobirthing; A natural approach to a safe, easier, more comfortable birthing. Boca Raton, FL: Health Communications, Inc.
Op een opleidingsdag ergens aan het begin van het tweede jaar liet Gert-Jan ons affirmaties opschrijven die we voor onszelf konden herhalen, om op die manier vertrouwen te creëren in de boodschap die we voor onszelf hadden opgeschreven. Zoals beschreven, was ik al bekend met de techniek, dus ik had minder last van het zweverige aspect van de oefening, waar mijn medestudenten zich op hun beurt maar moeilijk overheen konden zetten. Scepsis is niet altijd slecht, maar voor het herhaaldelijk toepassen van affirmaties, is vertrouwen in het idee erachter wel degelijk belangrijk. Het scheelt dat ik dat vertrouwen had opgebouwd door te zien hoe mijn vrouw dit bewonderenswaardig consequent deed en hoe goed dat heeft gewerkt. Ik heb de zinnen (rechts) toen vijf maanden lang aan het begin en einde van elke schooldag tegen mijzelf gezegd. Hardop, op een moment dat ik er even bij stil kon staan.
Affirmaties
- Ik geef mijn mening, want die mag er zijn.
- Ik deel mijn gedachten met mijn omgeving.
In LU 4.1 analyseerde ik in hoeverre de mate waarin ik het contact aanga met anderen is ontwikkeld in de loop der jaren aan de hand van het model dat hier rechts te zien is en dat ik voor de gelegenheid zelf had bedacht, het 'Model van Relatieve Zichtbaarheid' (MoReZ).
A en B staan in dit model respectievelijk voor mijn eigen perspectief en dat van de mensen rondom mij wat betreft de gewenste richting van mijn ontwikkeling naar de toekomst toe.
In het gesprek met mijn moeder hoorde je het mij ook al zeggen: Het is geen doel om een grote prater te worden; ik zie geen meerwaarde in een structureel groter aantal uitgesproken woorden per dag. Wie zich de valkuilen van mijn afwijzingsgevoeligheid nog herinnert uit LU 4.1, kan door deze uitspraak wellicht op een spoor gebracht worden dat ik de kwaliteit van de zinnen die ik spreek omhoog wil schroeven of iets anders waaruit mijn potentie zichtbaar wordt voor anderen en ik mijzelf een podium geef dat veilig is om op te gaan staan.
Mijn conclusie na eindeloos veel zelfreflectie en het horen van de feedback van anderen, is van een heel andere orde. Eén van de gevolgen zal ongetwijfeld zijn dat ik wel degelijk een groter aantal woorden per dag zal uitspreken, die zeker niet allemaal gelaagd zijn met een bepaalde diepgang - hoe graag ik dat misschien ook zou willen. Alleen is 'meer praten' op zichzelf niet het doel, maar een bijkomstigheid van de communicatie die ik als middel inzet om iets te bereiken waar ik achter sta. Maar goed, dat is een gevolg. Wat is de conclusie?
Het belangrijkste dat ik uit deze zelfreflectie haal, is het inzicht dat ik heb gekregen in vragen waar ik al mijn hele leven mee bezig ben:
- Hoe beweeg ik mij tussen introversie en extraversie?
- Wanneer ben ik mijn authentieke zelf?
Mijn zoektocht richtte zich ook op dit inzicht, niet op een antwoord. Ik doe een poging mijn inzicht in de laatste pagina's te beschrijven.
Om te beginnen komen we weer terug bij zichtbaarheid. Het was niet zo gepland, maar het feit dat ik in LU 4.1 al koos voor de term relatieve zichtbaarheid om het model te beschrijven, zegt wel iets over hoe ik het ervaar. Zichtbaarheid is voor mij een zeer relatief begrip. In LU 4.1 beschrijf ik hoe ik omga met dit thema aan de hand van mijn innerlijke wereld en hoe zich dat vertaald in uiterlijk gedrag als ik mij in een groep bevind. Ik zeg nadrukkelijk 'groep', omdat in een één-op-éénsituatie onzichtbaarheid nauwelijks een optie is, maar vooral omdat er dan veel minder sprake is van introversie van mijn kant. Wat mensen van mijn aanwezigheid meekrijgen, terwijl zij zich in dezelfde ruimte bevinden als ik, definieer ik als sociale zichtbaarheid en de ontwikkeling op dat gebied is onder andere in MoReZ terug te zien.
Op deze website heb ik veel voorbeelden laten zien van wat mijn digitale zichtbaarheid inhoudt en welke ontwikkeling ik op dat gebied heb doorgemaakt. Zo zijn er honderden mensen die vorig jaar nog niet wisten dat ik bestond en inmiddels een aardig beeld hebben van mijn bezigheden. Natuurlijk geldt niet voor iedereen dat ze enorm geïnteresseerd in mij zijn, maar dat is in principe niet waar het bij zichtbaarheid om draait. Dat neemt niet weg dat de feedback (elke vorm van reactie waaruit blijkt dat men mij digitaal heeft 'gezien') die ik ontvang op de zaken die ik zichtbaar maak, overwegend positief is.
Bij het toevoegen van een digitale component aan MoReZ, ontstaat er echter een probleem, wat het model enigszins onbruikbaar maakt. In het originele model heb ik de factor tijd meegenomen als een constante factor. Je zou kunnen zeggen dat de ontwikkelingslijn van mijn sociale zichtbaarheid een verdeling in gelijke tijdvakken impliceert, volgens deze formule:
lijnlengte voor één kalenderjaar = totale lijnlengte / aantal jaren
Dit volstond prima, omdat zowel de zichtbaarheid van mijn potentie, als de mate van extraversie zeer geleidelijk is toegenomen door de jaren heen.
Echter, toen ik de lijn voor de digitale component aan dit model toevoegde, was van een gelijke verdeling in tijdvakken geen sprake meer. Bij de eerste pogingen om een digitale lijn te plaatsen, ging de lijn aan het einde sterk omhoog, alsof mijn potentie nog steeds geleidelijk zichtbaarder werd, maar ik op het laatste moment een digitaal extraversie-offensief ben gestart. Zo ging het uiteraard niet. Om aan te geven dat de verandering in mijn digitale zichtbaarheid specifiek in het laatste jaar heeft plaatsgevonden, heb ik op beide lijnen het begin van 2019 gemarkeerd. Zo is de ontwikkeling op de digitale lijn beter te duiden en is het verschil met de sociale lijn inzichtelijker. Het fragment hiernaast uit het gesprek met Bart heb je al kunnen zien, maar begint nu na 57 seconden, omdat hij daar de projecten beschrijft waar ik vanaf 2019 mee bezig ben.
Ondanks dat het model niet ideaal is, kun je er nog meer conclusies uit trekken wat betreft de ontwikkeling van mijn zichtbaarheid. Het valt bijvoorbeeld op dat ik digitaal al vanaf het begin een extravertere versie van mijzelf laat zien. Eerst bij het spelen van online spellen en inmiddels ook op professioneel vlak, is de mate waarin ik digitaal het contact aanga met anderen altijd al vrij hoog geweest. Dit heeft een sterk causaal verband met mijn voorkeur voor geschreven taal en hierdoor zit mijn Engelse taalvaardigheid inmiddels dicht bij het niveau van native fluency (Kormos & Dénes, 2004). Op het internet is Engels wat je spreekt, punt. Alhoewel...
Kormos, J. & Dénes, M. (2004). Exploring measures and perceptions of fluency in the speech of second language learners. System. Volume 32, Issue 2. (Link)
Ter illustratie heb ik een duidelijk voorbeeld dat bij sommigen van mijn generatie wellicht wat jeugdsentiment zal oproepen, waarbij ik een groep Nederlandse spelers van 54 leden in de online omgeving van de game Age of Empires II bijeen heb gebracht en vervolgens jarenlang leiding heb gegeven aan die groep in toernooien en dergelijke. We hebben met die groep spelers het Nederlands Kampioenschap gewonnen en later zelfs de finale van het Wereldkampioenschap gehaald. Die finale wonnen we niet, maar dit was al bizar voor ons.
De reden om die groep te beginnen, was in eerste instantie dat ik merkte dat het voor een heel aantal spelers lastig was om constant in hoog tempo in het Engels te moeten communiceren. Ik pik talen toevallig snel op, maar dat geldt niet voor iedereen en het is niet alsof ik ze een leerproces heb ontnomen, want Engels praten ontkom je in online spellen simpelweg niet aan.
In het licht van deze leeruitkomst is er wel iets interessants aan deze groep die ik toentertijd oprichtte. Ik schreef al dat 3TO mij er veel sterker van bewust heeft gemaakt wat mijn waarden zijn, maar dat betekent niet dat ik die waarden nooit heb uitgedragen. Vanaf de oprichting was er namelijk slechts één regel om lid te kunnen worden van de groep: "Je kunt je verstaanbaar maken in het Nederlands". Dat klinkt alsof het voor de hand ligt, omdat je net de reden hebt gelezen voor dit initiatief, maar ik kan je verzekeren dat dit hoogst ongebruikelijk was.
Niet het feit dat er een groep werd opgericht gebaseerd op taal. Absoluut niet zelfs, die schieten bij bosjes uit de grond in elk spel dat ik ooit heb gespeeld. Nee, het was ongebruikelijk dat dat de
enige regel was. Vrijwel alle groepen die ontstaan in online games hebben selectieprocedures, rangen, opgetuigde 'academies' tot digitale ontgroeningsrituelen aan toe (dan zag je weer iemand vreemde dingen zeggen in de chat met een opmerkelijke profielfoto; superleuk natuurlijk).
Zoals vaak het geval is, viel het heus wel mee hoe de meeste groepen hiermee omgingen, maar ze leken er toch ook niet los van te willen komen. De status quo beviel de spelers met de hogere rangen prima en door de selectieprocedures hield de top zichzelf in stand. De enige verschuivingen die plaatsvonden kwamen doordat leider X en leider Y van één groep het niet eens konden worden over het gevoerde beleid. Voor de duidelijkheid: we hebben het hier over mensen in een online community, die elkaar nog nooit hebben gezien. De link naar organisatiecultuur en de manier waarop de maatschappij is ingericht is in dit geval dusdanig evident, dat ik hier even geen relevante literatuur bij ga zoeken. (De echte reden: Het schrijven gaat ineens vanzelf, daar moet ik gebruik van maken!)
Ik had in het spel een vaste strategie die geperfectioneerd was voor het begin van het spel. Voor het vervolg had ik ook wel een strategie, maar die kon ik moeiteloos achter me laten, als dat niet de juiste keuze bleek te zijn op dat moment. Voornamelijk dat soort inschattingen met alle vervolgkeuzes en consequenties die dat met zich meebracht, zorgde ervoor dat het spel nooit verveelde. Ik was ook wel fanatiek en baalde natuurlijk als we verloren, maar daar leerden mijn teamgenoten en ik weer van. Dat was ook echt zo, want achteraf kon je een extreem snel afgespeelde versie van het gespeelde spel bekijken. Dat was voor mij ideaal, want ik zoog dat op als een spons en verwerkte het in iets dat het best omschreven kan worden als een soort interne database, waarbij ik alle relevante details onthield, zoals een zelflerend algoritme variabelen en if-else-statements toevoegt aan zijn code.
Het zou ongepast zijn om bescheiden te doen over mijn vaardigheid in dit spel, want op individueel niveau behoorde ik toentertijd tot de wereldtop. Dat bracht een bepaalde status met zich mee, waar ik in het begin van mijn topjaren niet veel mee kon. Uitnodigingen om mij aan te sluiten bij groepen met andere topspelers spraken me sowieso niet aan, maar losse spelletjes heb ik wel met ze gespeeld, waarbij er een aantal waren die er net zo in stonden als ik, maar opvallend veel spelers die zich gedroegen naar het stereotype beeld van de 'arrogante elite'. Een aparte gewaarwording, want we hebben het nog altijd over een computerspelletje.
Het zal, na al het voorgaande te hebben gezien en gelezen, geen verrassing zijn hoe ik erin stond. Tijdens een spel moet je het natuurlijk nooit zeggen, maar ik typte heel vaak zinnen als 'het is maar een spel' en 'doe chill, wat maakt het nou uit' ter relativering van het belang, zonder in te leveren aan fanatisme tijdens het spel. Als iemand tijdens een spel ineens moest stoppen, omdat het echte leven riep, kwam dat natuurlijk nooit goed uit voor ons team (lees: de kans op een overwinning ging drastisch omlaag), maar beet ik op mijn fanatieke lip om in de chat te kunnen typen dat het echte leven altijd voorrang heeft en dat diegene vooral moest gaan.
Daar kwam bij dat in het systeem van al die verschillende spelersgroepen ik als initiatiefnemer automatisch werd aangeduid als 'Leader' van onze groep, maar terugkijkend op onze groepscultuur heb ik voornamelijk leiderschap getoond door gespreid leiderschap actief te stimuleren.
Ik zei dat ik in het begin niet veel kon met de status die kwam met mijn vaardigheid in het spel, maar al gauw vond ik een manier die bij mij paste. Die status betekende meer zichtbaarheid van mijn digitale persoonlijkheid, maar ook meer recht van spreken. De zichtbaarheid kon ik inkomen, maar het recht van spreken vond ik complete onzin. Verwikkeld in een ethische paradox heb ik het gegeven dat men meer bereid was om mijn advies aan te nemen, zelfs over zaken die helemaal niet over het spel gingen, gebruikt om mijn mening over gelijkwaardigheid te verkondigen om dat recht van spreken weer enigszins gelijk te trekken. Het behoeft natuurlijk geen uitleg meer, maar ik ga het toch nog één keer zeggen: In het spel was ik veruit het beste in onze groep, maar als mens waren wij allemaal gelijk. Het woord 'gelijkwaardigheid' heb ik toen waarschijnlijk niet gebruikt, maar ik weet nog heel goed dat ik deze boodschap bijna drie jaar lang actief heb uitgedragen en heel zorgvuldig was met de invulling van mijn leiderschapsrol en zo congruent mogelijk handelde.
Het is wel grappig om dit allemaal zo op te schrijven in 3TO-terminologie, want over deze woordenschat beschikte ik absoluut niet in de tijd dat dit speelde. Ik heb bewust nog niet genoemd welke tijd dat was, want het punt dat ik wil maken, is dat ik niet altijd zo bewust met mijn waarden ben omgegaan als nu, maar dat ze wel degelijk een rol hebben gespeeld van jongs af aan. Alles dat ik hierboven heb beschreven is waargebeurd, alleen beschreven in de woorden die ik er nu voor kies. Je hoeft het hele 3TO-jargon zeer zeker niet te kennen om keuzes te kunnen maken over leiderschap, zichtbaarheid en congruentie. Dat is een kwestie van aanvoelen en doen wat je voelt dat goed is.
Goed, voor de draad ermee. Ik was dertien jaar toen ik begon met Age of Empires II. Op mijn veertiende richtte ik de Nederlandse spelersgroep op en op mijn vijftiende behoorde ik tot de wereldtop. Ik was gewoon een puber die net als leeftijdsgenoten op zoek was naar de juiste mix van sociale zichtbaarheid, authenticiteit en andere levensthema's. Mijn digitale zichtbaarheid smaakte al snel naar meer en dit leerproces heeft dan ook al bijna mijn hele leven parallel gelopen aan mijn sociale leerproces, waarbij de digitale variant altijd beduidend meer extraversie vertoonde. Als we mijn tienerjaren in MoReZ zouden zetten, zou je ook een gestage ontwikkeling in sociale zichtbaarheid zien en zou de digitale lijn meer extraversie tonen, die toewerkt naar een hoogtepunt op mijn vijftiende, waar de lijn nog bijna drie jaar rechtsboven in het model zou blijven staan, omdat ook mijn potentie in het spel lange tijd zeer zichtbaar is geweest.
Eerlijk gezegd had ik deze verhaallijn niet ingepland en is het langer geworden dan verwacht. Tja, eenmaal bezig met zelfreflectie kun je soms tot inzichten komen over gebeurtenissen uit het verleden en hoe die zich tot op de dag van vandaag manifesteren in mijn (digitale) gedrag. Sowieso vind ik het bijzonder om te ontdekken dat gelijkwaardigheid, inclusiviteit en verbinding al zo lang een actieve rol spelen bij het concreet waarneembare gedrag dat ik vertoon, in dit geval in een digitale omgeving. Daar was ik me voor dit stuk nog niet zo van bewust.
Zoals ik al aangaf, voel ik weinig behoefte om literatuur bij deze spontane ingeving te gaan zoeken, terwijl er minimaal tien verwijzingen in deze tekst geplaatst zouden kunnen worden. Dat komt mede doordat er natuurlijk zeker geen sprake van is dat mijn toenmalige gedrag ook maar enigszins gebaseerd zou zijn op iets dat ik in een boek zou hebben gelezen. Natuurlijk kan het meerwaarde hebben om aan te tonen dat ik mijn gedrag uit het verleden kan plaatsen in een bepaalde context, maar in dit geval volstaat het overbrengen van de boodschap.
Daar zal ik alleen nog aan toevoegen dat ik veel raakvlakken zie met het boek De meeste mensen deugen van Rutger Bregman (2019). De manier waarop hij allerlei onderzoeken aan elkaar verbindt, vind ik soms wat vergezocht en te veel gefocust op zijn eigen perspectief, maar dat neemt niet weg dat ik mij sterk kan identificeren met het mensbeeld dat hij beschrijft van de gelijkwaardige mens, die geneigd is het goede te doen. De mens die samen met anderen dingen oplost, zonder een baas nodig te hebben en die van oorsprong niet hiërarchisch is ingesteld. Het staat eenieder vrij om de rest van de literatuur erbij te bedenken; je komt vast een heel eind.
Bregman, R. (2019). De meeste mensen deugen. Amsterdam: De Correspondent
Ik zal nog één ding schrijven over de
belofte van onzichtbaarheid en welke rol die belofte speelt in mijn digitale en sociale zichtbaarheid. Kort samengevat komt het erop neer dat het feit dat in een digitale omgeving alleen de acties waar je bewust voor gekozen hebt om de wereld in te sturen, zichtbaar worden voor anderen. Er zit weliswaar een onbewust aspect in hoe die acties tot stand komen en worden vormgegeven, maar de handeling van het verzenden, blijft een bewuste keuze. Een keuze, die je ook bewust uit kunt stellen, waardoor je onzichtbaar blijft, zo lang als jij dat wilt. In een sociale omgeving geldt het tegengestelde, daar geldt de
belofte van zichtbaarheid. Je kunt nog zo introvert zijn en nooit iets zeggen, maar dat wordt alsnog gezien en beoordeeld door anderen. Non-verbale communicatie is ook communicatie.
Als de belofte van digitale onzichtbaarheid ter sprake komt, is er vaak wel iemand die iets vergelijkbaars, maar toch significant anders, roept in de trant van: "Geen communicatie is ook communicatie!"
In hoeverre dat waar is, laat ik even in het midden, maar ik maak hierbij het onderscheid dat geen communicatie wel degelijk leidt tot onzichtbaarheid. Wat iemand daar verder voor boodschap uithaalt, staat hier niet ter discussie, want je invloed daarop is beperkt en is afhankelijk van jouw eerdere acties en de manier waarop de niet-ontvanger reageert op geen-communicatie.
Mijn afwijzingsgevoeligheid heeft invloed op mijn handelen en wordt op zijn beurt ook weer sterk beïnvloed door de aanwezigheid van de belofte van (on)zichtbaarheid. In een situatie waarin de belofte van zichtbaarheid voelbaar is, liggen mijn acties gevoelsmatig onder een vergrootglas,
wat ik ook doe. Die waarnemingen zijn vervolgens ook nog weer aan interpretatie onderhevig, wat het nog ingewikkelder maakt.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik het prettig vind om in mijn eigen bubbel te verblijven. Tegelijkertijd geniet ik ervan om dit complexe proces aan te gaan met een groep leerlingen. Dat brengt risico's met zich mee, waar elke leerkracht zich in meer of mindere mate van bewust is. Het speelveld dat daardoor ontstaat zorgt ervoor dat het leraarschap in potentie een niet te overtreffen waarde in zich draagt. Gert Biesta, die ik bewonder om zijn zorgvuldigheid en kijk op de wereld, beschrijft dit fenomeen als het prachtige risico van onderwijs.
Op de laatste pagina's maak ik een laatste verdiepingsslag over het risico van mijn zichtbaarheid, leg ik verbanden met mijn authenticiteit en beschrijf ik hoe dit speelveld op De Ark wel of niet vormgegeven wordt.